Het is 1968 op de Veluwe. De Beatles veroveren de wereld met hun vernieuwende muziek. Er woedt oorlog in Vietnam. Martin Luther King en Robert Kennedy worden vermoord. Er vinden opstanden plaats. Tegen dit decor levert een gevoelige, vijftienjarige jongen zijn eigen strijd om een plek in zijn wereld te veroveren: in zijn dorp, op school, bij zijn vrienden en thuis. Zijn vader werkt hard en is dag en nacht in touw in het naoorlogse Nederland. De jongen is grote fan van de Beatles. Hij ondergaat hun muziek als een kunstbeleving en creëert ermee zijn eigen kunstopvatting. Dan wordt hij overrompeld door zijn eerste grote liefde, Greetje, en ondervindt zijn eerste confrontaties met de dood en volwassenheid.