In de lente van 1939 leidt de Joodse familie Kurc een redelijk normaal leven in Radom, Polen. Tot de oorlog uitbreekt. De vijf broers en zussen raken over vijf werelddelen verspreid.
Addy, musicus, weet een Braziliaans visum te bemachtigen. Jakob gaat in het verzet. Mila verbergt haar dochter in een klooster buiten Warschau. Genek belandt via een Siberisch strafkamp in Persiƫ, waar hij zich aansluit bij het geallieerde leger. De zwangere Halina vlucht te voet over de Oostenrijkse Alpen de vrijheid tegemoet.